De natuurlijke behandeling van wormbesmetting / wormen bij de hond

Wormen zijn darmparasieten die ten koste van hun gastheer leven en hierdoor schade berokkenen. Een worminfectie veroorzaakt klachten als terugkerende diarree en een slechte conditie. Via mestonderzoek kan de aanwezigheid van wormeieren aangetoond worden. Lintwormen zijn met het blote oog waarneembaar en spoelwormen kunnen soms in braaksel gevonden worden. De besmettingswijze is afhankelijk van het soort worm, dieren kunnen besmet worden via soortgenoten, vlooien, bodem, water, voedsel etc.

Wormsoorten bij hond en kat:

  • Rondwormen = nematoden: Deze wormen hebben geen tussengastheer nodig voor rijping van wormeitje in volwassen worm.
  • Spoelwormen (Toxocara): Dit zijn de meest bekende wormen bij hond en kat. Ze worden ca. 15 cm lang en leven in de dunne darm, waar ze zich voeden met darminhoud. Soms migreren de wormen naar de maag, waardoor het dier gaat braken. Bij jonge honden migreert de wormlarve door de darmwand heen naar de lever en wordt vervolgens via het bloed naar de longen meegevoerd. Hiervanuit worden ze vaak weer opgehoest en ingeslikt, waarna ze weer in de darm terechtkomen. Hier kunnen ze uitgroeien tot volwassen spoelwormen en zelf eitjes leggen. Bij volwassen honden kunnen de larven vanuit de longaders terechtkomen in de grote bloedsomloop en zo vele organen besmetten (somatische larven). Spoelwormen kunnen grote schade bij jonge honden veroorzaken. De darmen kunnen verstopt raken en scheuren, eveneens kan geelzucht optreden als het galkanaal ook verstopt raakt. Migrerende larven berokkenen schade aan lever, longen en soms hersenen. Ook de mens kan besmet raken met Toxocara-larven.
  • Haak- of mijnwormen (Ancylostoma): Deze wormen leven in de dunne darm van de gastheer. Rond de mondopening hebben ze haakjes waarmee ze de darmwand van de gastheer insnijden en zijn bloed opzuigen. Uit wormeieren komen besmettelijke larven vrij, die bij opname door de gastheer in het maagdarmkanaal terechtkomen. Ook opname via de huid is mogelijk, waarna de larven (via het bloed) voornamelijk in de longen terechtkomen, en na ophoesten en inslikken ook in het maagdarmkanaal. Hier groeien ze uit tot volwassen wormen, die eieren leggen, welke weer via de ontlasting de gastheer verlaten. Bij een ernstige worminfectie kan bloedarmoede (kennelanemie) en bloederige diarree optreden.
  • Zweepwormen (Trichuris): Deze wormen komen alleen bij de hond voor en worden enkele cm’s lang in de vorm van een zweep. Het voorste gedeelte ligt ingebed in de darmwand, terwijl het achterste deel in de darmholte blijft. Er kunnen honderden wormen per gastheer voorkomen. Volwassen vrouwelijke zweepwormen leggen hun eitjes in de darm van de gastheer. Via de ontlasting komen deze eitjes op de grond terecht. Hier groeien ze in 3-4 weken uit tot besmettelijke eitjes, waarna ze opgenomen kunnen worden via de mond van een hond of kat. In het maagdarmkanaal groeien de eitjes op tot larven, na 2-3 maanden zijn ze volwassen. Vooral jonge dieren kunnen door een zweepworminfectie schade oplopen. Er treedt vaak bloederige diarree, bloedarmoede en vermagering op.
  • Lintwormen (Cestoden): Voor de ontwikkeling van ei tot larve van lintwormen is een tussengastheer nodig. Bij een zware lintworminfectie treedt vermagering, diarree en een verslechterde spijsvertering op.
    Taenia: Deze lintworm heeft een zoogdier nodig als tussengastheer. Taenia-wormen hebben zuignappen waarmee ze zich aan de darmwand vastzuigen. Een volwassen worm bestaat uit meerdere segmenten/proglottiden. De achterste (rijpe) segmenten vallen af en komen met de ontlasting mee naar buiten. Een rijp segment bestaat weer uit duizenden wormeieren. Een wormei moet opgenomen worden door een tussengastheer om uit te groeien tot een besmettelijke blaasworm/ cysticercus. Besmetting kan optreden door opname van besmet vlees of orgaanafval. In het maagdarmkanaal van de eindgastheer (hond/kat) ontwikkelen de blaaswormen zich tot volwassen lintwormen.
    Echinococcus: Deze lintworm heeft ook een zoogdier nodig als tussengastheer.
    Diplydium: Deze lintworm heeft meestal vlooien, soms luizen als tussengastheer. De levenscyclus verloopt idem als Taenia-wormen. Een vlooienlarve kan een wormeitje opnemen, waar het uitgroeit tot een blaasworm. Besmetting vindt plaats door het inslikken van een vlo, waarna de blaasworm in het maagdarmkanaal van de eindgastheer tot volwassen lintworm uitgroeit.

Behandeling: Regelmatig ontwormen en een goede hygiene is van groot belang om worminfecties te voorkomen. Drachtige dieren dient men te ontwormen aan het begin van de drachtigheid. Pups en kittens moeten met 3-4 weken reeds ontwormd worden. Verder kunnen jonge dieren het beste elke 2-3 maanden ontwormd worden en volwassen dieren min. 2 x jaarlijks. Door dagelijks de ontlasting te verwijderen uit de hokken en tuin en de ligplaatsen goed schoon te houden, kunnen worminfecties voorkomen worden. (Men behoeft trouwens niet bang te zijn zelf besmet te raken bij het verwijderen van verse ontlasting, de wormeitjes worden pas na enkel weken besmettelijk).

Door digesticur aan het voer toe te voegen, ontstaat een milieu in de darmen, waarbij wormen slecht gedijen. Door digesticur blijft een eventuele wormbesmetting beperkt tot enkele wormen.